We lezen
Genesis 37:1–40:23; Amos 2:6–3:8; Matteüs 1:1–6, 16–25 

“Jakob woonde in het land waar zijn vader gewoond had, het land Kanaän.”(Gen. 37:1)

 

Jakob en het begin van het familiedrama

Wanneer Jakob na lange omzwervingen terugkeert naar het beloofde land, gebruikt de Tora het woord jesjev – zich vestigen. Dat verlangen naar rust en thuiskomen vormt de achtergrond van het verhaal van zijn zoon Jozef, wiens leven juist een reeks onrustige wendingen zal kennen. Jozef, begenadigd met dromen en inzicht, staat aan het begin van een weg die hem van diepe vernedering naar grote verhoging zal voeren. Maar voordat Gods plan zichtbaar wordt, ontvouwt zich een pijnlijk familiedrama.

Jakob maakt zijn voorkeur voor Jozef openlijk zichtbaar door hem een veelkleurige mantel te geven, een symbool van leiderschap in de oud-oosterse wereld. Daarmee herhaalt Jakob, wellicht onbewust, het patroon van wat wij tegenwoordig ‘vriendjespolitiek’ noemen en waar hij zelf slachtoffer van was: zijn moeder had hem lief, zijn vader Esau. De geschiedenis herhaalt zich, en met haar de spanningen en gebroken relaties die ontstaan als ouders kinderen ongelijk behandelen.

 

Jozef: van put naar paleis

De jaloezie van Jozefs broers groeit tot haat. Wanneer hij hen bezoekt, besluiten ze hem te doden. Ruben probeert dit te voorkomen door voor te stellen hem in een put te werpen; Juda gaat een stap verder en stelt voor hem te verkopen aan een Ismaëlitische karavaan. Jozef wordt tot slaaf in Egypte, terwijl zijn broers Jakob laten geloven dat hij door een wild dier is verscheurd. Toch blijkt dit verraad de eerste stap te zijn in een grotere goddelijke beweging: de put wordt het begin van een pad dat uiteindelijk tot redding van heel Israël zal leiden. Met andere woorden: Van put naar Paleis!

Terug in Egypte klimt Jozef op door trouw, integriteit en Gods gunst. Potifar vertrouwt hem volledig, maar opnieuw wordt hij het slachtoffer van onrecht en belandt hij in de gevangenis. Zelfs daar blijkt God met hem te zijn. Uiteindelijk leidt zijn gave om dromen uit te leggen hem naar de troonzaal van de farao. Jozef wordt onderkoning en redt Egypte én de omliggende volken tijdens de hongersnood, inclusief zijn eigen familie. Zo blijkt dat het kwaad dat tegen hem bedoeld was, door God werd omgevormd tot redding.

Juda en Tamar: genade in menselijke gebrokenheid

Juist hier onderbreekt de Tora het verhaal met een opmerkelijke episode over Juda. Hij trouwt een Kanaänitische vrouw, krijgt drie zonen, en ziet één voor één de fouten van zijn zonen uitlopen op oordeel. Zijn schoondochter Tamar blijft kinderloos achter, terwijl volgens de destijds bestaande zwagerplicht een broer voor nageslacht zou moeten zorgen. In Deuteronomium wordt deze regel later officieel vastgelegd. Het doel is tweeledig: ten eerste zorgt het ervoor dat de familienaam en erfenis niet verloren gaan. Ten tweede helpt het de mensen eraan te herinneren dat het leven doorgaat en dat er altijd hoop is, ook na de dood. Het is een manier waarop God Zijn volk wil laten zien dat Hij altijd betrokken is bij hun leven en toekomst. . Tamar grijpt in wanneer Juda nalaat zijn verantwoordelijkheid te nemen. Door een verborgen ontmoeting raakt ze zwanger en brengt later twee zonen voort, van wie Perez de voorvader zal worden van Boaz, David en uiteindelijk de Messias. Juda, ondanks zijn falen, wordt door God opgenomen in de lijn van verlossing. Zijn rol als stamvader van de Messias onderstreept dat Gods genade sterker is dan menselijke misstappen.

Messiaanse lijn, verlossing en onze hoop

De diepe beweging van het verhaal – van put tot paleis – openbaart een fundamentele waarheid: God werkt door menselijke zwakheid, door gebroken families, door verraad, lijden en duisternis heen. Zowel in Jozefs leven als in dat van Juda zien we dat God Zijn plan verwezenlijkt door mensen die verre van volmaakt zijn. Wat uitloopt op verlossing komt niet voort uit menselijke verdienste, maar uit Gods trouw.

Daarin weerklinkt al een voorafschaduwing van Yeshua, de Messias uit de stam Juda, de ware Erfgenaam die een huwelijksverbond sluit met allen die Hem volgen. Zoals Boaz Ruth opnam en haar een levende hoop gaf, zo schenkt Yeshua een onvergankelijke erfenis aan allen die hun vertrouwen op Hem stellen. Zijn opstanding is het fundament van die hoop.

De verhalen van Jozef en Juda nodigen uit tot vertrouwen. Ze laten zien dat duisternis niet het laatste woord heeft. Wanneer wij – door eigen fouten of door het onrecht van anderen – in een put terechtkomen, blijft God werkzaam. Zijn Licht schijnt het helderst in de nacht. Hij is het die alle dingen doet meewerken ten goede voor wie Hem liefhebben.

Vandaag, in een tijd waarin Israël opnieuw duisternis ervaart door geweld en vijandschap, klinkt dezelfde belofte: het licht van de Messias dooft niet. Zelfs te midden van angst en dreiging kan Zijn licht door mensen heen stralen die hun hoop op Hem stellen.

Zoals Jozef dwars door lijden heen werd opgericht om tot zegen te zijn, en Juda ondanks zijn falen werd ingeschakeld in Gods heilsplan, zo wil God ook ons vormen, leiden en gebruiken. Geen put is te diep, geen geschiedenis te gebroken, geen nacht te donker voor Hem die zegt: “Ik ben het Licht van de wereld; wie Mij volgt zal niet in de duisternis wandelen, maar het licht van het leven hebben.”